Requiem opus 9 (1947)

Al een flink aantal keren uitgevoerd (o.a. in Doesburg, Apeldoorn, Groenlo en Zelhem) met verschillende koren, zowel de orgelversie als de “version réduit” uit 1961 met klein strijkersensemble en trompet.

Suite op. 5 (Prélude, Sicillienne, Toccata)

Volledig uitgevoerd tijdens mijn UM-examen in 1997 in de Kathedrale Basiliek St. Bavo in Haarlem; Sicilienne later op meer plaatsen.

Augustus 2006 heb ik dit werk weer volledig uitgevoerd in Doesburg, Zelhem en Groenlo.

Duruflé componeerde zijn Suite midden jaren ’30 van de 20ste eeuw en droeg het op aan zijn com­positieleraar Paul Dukas. Wie de werken van Dukas kent, hoort duidelijke over­eenkomsten, vooral in de Prélude, waar een bezonken sfeer heerst, die na een uitbarsting weer terugkeert. De Sicilienne is een prachtig “licht” stuk met het klassieke gepuncteerde siciliano-ritme (dat ook veel voorkomt bij bijvoorbeeld Vivaldi en Bach). Het zit vol impressionistische kleur­schakeringen. De Toccata tenslotte is een van de meest virtuoze Franse toccata’s die er zijn. Alle ingrediënten zijn aanwezig: een perpetuum mobile in de handen, en een krachtig hoofdthema in het pedaal. Het tweede thema is veel zangeriger, en ligt soepel over de almaar doorgaande notenregen in de linkerhand heen. De thema’s worden kort gecombineerd, waarna een versnel­ling van het tweede thema het zeer onstuimige slot inleidt. Het eindigt met da­verende akkoorden die een beetje aan Vierne doen denken, vooral door de toe­gevoegde zesde toon (sixt ajouté).

Prélude, Adagio et Choral Varié sur “Veni Creator” op. 4

Uitgevoerd in o.a. Haarlem (Kathedrale Basiliek St. Bavo), Hilversum (Clemenskerk), Groenlo (R.K. Calixtuskerk) en Zelhem (Lambertikerk).

Op 18 juli 2013 zal ik het in Doesburg op het Walcker-orgel uitvoeren (een prachtig orgel voor Duruflé!), en op 5 oktober in Schiedam in de Oude Jan. Komende Pinksteren speel het het Choral Varié natuurlijk na de dienst in de Martini 🙂

Voor het Zelhemse concert schreef ik dit tekstje in het programmaboekje:

Dit prachtige, laat-impressionistische werk (dat in 1930 een compositiewedstijd won) bestaande uit drie delen. Het eerste deel (Prélude) is een rustige, golvende beweging met steeds wisselende kleurschakeringen waarin nu en dan een melodie opklinkt die ontleend is aan het “Veni Creator”. Ook alle zachte achtergrondklanken zijn uit deze melodie gebouwd. Zo bestaan de guirlandes aan het begin uit de derde regel. Enkele keren komt, op een uitkomende stem gespeeld, een melodie naar voren die is gebaseerd op de tweede regel. In dit deel wordt de Geest van Pinksteren verbeeld als een rustig kabbelende beek vol bochtjes of een zachte bries, met onverwachte vergezichten.

In het tweede deel, Adagio, vindt een gestage opbouw plaats van het allerzachtste pianissimo naar een overweldigend hoogtepunt, waarin het lijkt of de hemel openscheurt en de Geest van Pinksteren zich werkelijk laat zien. Maar even snel als ons deze blik in de hemel wordt gegund, wordt deze weer aan ons oog ontrokken door snel warrelende wolkenflarden, en keert de rust weer terug.

Op dit moment zet het derde deel in, het Choral met variaties. Dit wordt gekenmerkt door een serene rust met grote innerlijke vreugde. De variaties worden afgewisseld door gezongen gregoriaanse coupletten van het Veni Creator door mannen van de Lamberticantorij. Na het laatste couplet zet de Finale in, een daverend crescendo leidt naar het juichende “et in sæcula sæculorum, amen” ofwel “in de eeuwen der eeuwen, Amen”.

Fugue sur le thème du carillon des heures de la cathédrale de Soissons op.12

Een kort maar krachtig stuk uit 1962, gebaseerd op het thema van de uur-voorslag van de klok van de kathedraal te Soissons.

Opvallend voor een fuga begint het gelijk driestemmig, het prachtige polyfone weefsel kan zich meten met de Fugue sur le nom d’Alain. Evenals in andere stukken van Duruflé ontstaat er halverwege de eerste opbouw een “donker getwinkel”, waarbij er laag (in het groot octaaf) wordt gespeeld op een helder geregistreerd Récit maar met de zwelkast gesloten. Hierbij wordt het thema in de omkering geplaatst. De vloeiende 6/8-beweging wordt vervolgens tijdens een crescendo in een overkoepelende drieslag (9/8) geplaatst, waarna het thema in de vergroting optreedt. Een aantal krachtige akkoorden besluit het stuk.

Prélude et Fugue sur le nom d’Alain op. 7

(écrit à la mémoire de Jehan Alain) (1943)

Uitgevoerd in o.a. Groenlo, Doetinchem, Doesburg en Zelhem.

Dit stuk is geschreven ter nagedachtenis aan Jehan Alain, die in 1940, in het begin van de Tweede Wereldoorlog, sneuvelde als motorsoldaat.

Het hoofdthema van dit stuk is de naam Alain in noten, ALAIN wordt ADAAF, alsvolgt:

letters: A B C D E F G H (H = B)
         I J K L M N O P etc.
         -------------
noten:   A B C D E F G

Daarnaast klinkt ook het thema van de Litanies van Alain door in de Prélude. Verder is de Prélude vol impressionistisch penseelwerk, terwijl de Fugue een gestage, bijna klassieke en op Bach lijkende opbouw kent, vol kaleidoscopische harmonieën, uiteindelijk uitmondend in een stralend fortissimo.