Volgens ingeb.org is de volledige tekst:
Antwerpen 1544
- Ik zeg adieu, wij twee wij moeten scheiden,
Tot op een nieuw, zo wil ik troost verbeiden.
Ik laat bij u dat herte mijn,
Want waar gij zijt, daar zal ik zijn.
’t Zij vreugd of pijn,
Altoos wil ik u vrij eigen zijn.
- Ik dank u, lief, rein minlijk lief geprezen,
Voor alle grief, zo wil mij toch genezen
Benijders fel met haar venijn,
Zij hebben belet ons blijde aanschijn.
Op dit termijn,
Altoos wil ik u eigen zijn. - Adieu, schoon stad, adieu prieel vol vreugden,
Rein maagd’lijk vat, daar wij ons saam verheugden.
Gedenk den troost die gij mij bood,
Gij zijt mijn lief die ik nooit en vlood.
Ik zeg ’t u bloot,
U eigen blijf ik tot den dood.
Op leestafel.info vond ik nog een variant met een oudere spelling en nog enige verschillen. Aardig is de uitleg erbij:
Ick sech adieu
Ick sech adieu, wi twee wi moeten scheiden,
Bi u laet ic dat herte mijn:
Al waer ghi sijt, daer salt ooc sijn.
Tsi vroud of mijn,
Altoos sult ghi die liefste sijn.Adieu, adieu, adieu! tmoet immer wesen,
Adieu, adieu! alst wesen moet.
Ic ben ghewont, ic secht u bloot,
Mijn hert lijdt noot,
Ghi sijt mijn medicijn.Cost ic u eer of doocht bewisen,
Dat sal ic doen nae mijn vermach,
Bi u te bliven nacht ende dach
Sonder verdrach
Sonder besweer te sijn.Ewich uw eigen,
Stadich sonder scheiden.Anoniem (XIVe eeuw)
tsi vroud of mijn: het is mijn vreugde
altoos: altijd; telkens; volstrekt
ic secht u bloot: ik zeg het je duidelijk (vlakaf)
doocht (doget): het goede; goedheid
vermach: vermogen; macht
verdrach: uitstel
sonder besweer te sijn: zonder gekweld te zijn
ewich uw eigen: altijd jezelf
stadich: standvastig
scheiden: scheiden; delen; verwijderen; sterven; eindigen
Anoniem, uit het Weimars Handschrift van 1537, fragment